Woord: gebroddel
gebroddel , gebroddels , onzijdig
, gebroddel. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
gebroddel , gebroddel , zelfstandig naamwoord
, et 1. het door elkaar heen praten 2. het leveren van slecht breiwerk Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |