Woord: gedekt
gedekt , gedëks , onzijdig
, uitgezeefde, niet geheel verbrande kleine stukjes steenkool, met water besprenkeld en op het brandende kolenvuur gelegd, om het vuur te temperen en zodoende de kachel nog een poosje brandend te houden, om het lastige en tijdrovende aanmaken te voorkomen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
gedekt , gedekt , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, 1. bij het doelen bij korfbal: verdedigd 2. in bijv. een gedekte kleur e.d. Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |