Woord: gehakt
gehakt , gehak , (zelfstandig naamwoord onzijdig)
, In verkl. gehakkie. Gehakt. || We eten vanmiddag gehak. Wat is dat gehak zwart gebrand. Een koud gehakkie. Je krijge der altijd gehakkies. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
gehakt , gehak , zelfstandig naamwoord de/’t
, Het gehakt. Vgl. Fries gehak. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
gehakt , gehaks , onzijdig
, gehakt. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
gehakt , gak , ge-ak
, (Kampen) gehakt. Ook: ge-ak (Kampereiland, Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
gehakt , gehak , zelfstandig naamwoord
, gehakt Net as butter mô gehak gebouwd worre om d’r ballechies van te kenne draoie Evenals verse boter moet gehakt eerst worden gekneed om er balletjes van te kunnen draaien Zie ook butter Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
gehakt , gehaks , zelfstandig naamwoord
, gehakt , gehaks VB: gehaks mêt sjtökskes ön ién, dao kêns te mich vuur wakker mäoke. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
gehakt , gakt
, gehakt. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
gehakt , ge-akt , ge-ak , (gakt) , (zelfstandig naamwoord)
, gehakt. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
gehakt , gehak , gehakt
, bal gehak(t); sufferd Bron: Oudenaarden, Jan (2015), Wat zeggie? Azzie val dan leggie! Aspecten van het dialect van Rotterdam, Rotterdam. |
gehakt , gehak
, gehakt Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |