Woord: geschater
geschater , geschotter
, zie: schottêrn 1. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
geschater , gesjaater , onzijdig
, geschater. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
geschater , geschaoter , geschotter, geschaeter, geschatter
, (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook geschotter (wb), geschaeter (wb), geschatter (ov) = gekwetter, geluid van vogels De spraonen zit in de bomen te schaotern, het is een hiel geschaoter (Sle), Het geschatter van de aksters (ov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |