Woord: harden
harden , harden
, uithouden; “dat hie’t amper niet op bedde kan harden”. Gron. harden, harren = uitstaan, uithouden, in eig. en fig. beteekenis, MNederl. harden = uithouden; Oostfr. harren, inzonderheid ûtharren. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
harden , harden , harren, har’n
, uitstaan, uithouden, in eigenlijke en figuurlijke beteekenis, ook Drentsch; zij ken ’t nijt an de handen harden = ’t is haar te heet om aan te pakken; ik ken dei dikke deken best over harden; hij kon ’t doar nijt harden = hij kon het daar niet uithouden, het beviel hem daar niet; “Dei kennen ’t wel hârren, en zoo hâr ’k nō altied hoopt dat onz’ Trientje ’t ook gaan zōl;”. Zoodat ick ’t nau kon harden, Noch hooren al ’t gekerm (Vondel.) Geldersch harden, Middel-Nederlandsch harden = uithouden; Oostfriesch harren = verdragen, enz.; hê kan hîr wol harren, inzonderheid ûtharren; Friesch hirdden, Saterlandsch herdje, Noordfriesch harden, härden, hirde. Hoogduitsch harren = wachten, dulden; ausharren = verdragen, uithouden. (v. Dale: harden = (figuurlijk) verdragen, dulden.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
harden , [duren, uithouden] , harden , haden
, Duren, uithouden. Ik kan ’t hier n(i)eet ha(r)den; ’t is m^n te kòld, te warm, te drük, te saai enz. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
harden , harden* , harren*
, vergel. het Hoogduitsch “harren” of “ausharren” (Nederlandsch uitharden) = wachten, dulden. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
harden , harden , haden
, Duren, uithouden. Ik kan ’t hier n(i)eet ha(r)den; ’t is mîn te kòld, te warm, te drük, te saai, enz. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
harden , hadden
, harden, uithouden Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
harden , harde
, harden. Hae koos ’t neit mee harde: hij kon het niet meer uithouden. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
harden , haarden , harden
, Ook harden (Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) = uithouden Hou is het, kanst het nog een beetien haarden, mien jong? (Eel), De knecht kan niet best bij die boer haarden (Eex), Hie kun het in hoes niet mèer haarden (Sle), Dat is haost niet te harden, zo’n lawaai hebben ze, die kinder (Klv), Ik kin het neit best haarden dat ze die kinder pluigen uitstaan (Nor), Ik kan het niks te good haarden ik ben kouwelijk (Die), (fig.) Hij kan het wel harden hij is een vermogend man (dva) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
harden , harden , zwak werkwoord, overgankelijk
, hard maken Het iezer harden bij een smid (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
harden , ädden
, uithouden, verdragen, harden Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
harden , hârdn
, 1. harden. Iej muttn oe bèèter teegn de kolde hârdn. 2. uithouden, harden. Ik kon ’t niet langer hârdn deur die vervluukte klâtspreuties. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
harden , hadden , werkwoord
, uithouden, volhouden, verdragen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
harden , harde , werkwoord
, uithouden Het waster niette harde van de stank Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
harden , harde
, volhouden , ut is nie om te harde het is niet om uit te houden Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
harden , harte , zwak werkwoord
, Henk van Rijen: harden Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |