Woord: hypotheek
hypotheek , hieptijk
, hypotheek; hij het zien ploats nijt vrei, hij het’r ’n hieptijk over van tachentig doezend gulden. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
hypotheek , hieptaik
, hypotheek Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
hypotheek , hippeteek , ippeteek, iepteek , zelfstandig naamwoord de
, Dialectische variant van hypotheek. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
hypotheek , hippeteik , mannelijk
, hippeteike , hippeteikske , hypotheek. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
hypotheek , hieptiek , hiepetiek, hypotiek, hippetiek, hippeteek, hieptee , de
, hieptieken , (Zuidoost-Drenthe). Ook hiepetiek (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied), hypotiek (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe), hippetiek (Zuidwest-Drenthe, zuid), hiepteek, hieptheek (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe), hiepteik (Zuidoost-Drents veengebied, Kop van Drenthe), hiepteeik, hieptheeik (Midden-Drenthe), hieptaik (Veenkoloniën, Kop van Drenthe) = hypotheek IJ moet niet vraogen hoezo’n hieptiek der op zit (Sle), Der lig nog een dikke hiepeteek op ’t huus (Die), Hij zit aordig zwaor mit die hiepteek op ’t huus (Ruw), Aander week willen wie ons hieptaik oflossen (Vtm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hypotheek , hiepeteek , hiepteek, hiepoeteek , zelfstandig naamwoord
, de; hypotheek Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
hypotheek , hippeteek , zelfstandig naamwoord vrouwelijk
, hippeteeke , - , hypotheek , VB: V'r hebben 'n hippeteek vuur dértig jaor. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
hypotheek , hiepeteek , zelfstandig naamwoord
, hypotheek; GD07 wòrmeej ze den hiepeteek kunnen afbetaole Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |