Woord: ijken
ijken , ieken
, ijken van maten en gewichten Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
ijken , ijke
, ijken. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
ijken , ieke
, eek, haet of is gëeeke , ijken van maten en gewichten. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
ijken , ieken , ijken , zwak werkwoord, overgankelijk
, Ook ijken = ijken van maten en gewichten Die gewichten bint goed die bint net iekt (Oos) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
ijken , ieken , werkwoord
, (Gunninks woordenlijst van 1908) ijken Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
ijken , ijke , werkwoord
, ijk, ijkte, geijkt , ijken, evenwicht maken, tarreren Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
ijken , èike , ëke , werkwoord
, èikde, ge-èik/ëkde, ge-ëk , ijken , VB: Es ze ge-èik zién, kriége de maote e mërktèike; ëke Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |