Woord: inkijken
inkijken , inkieken
, (= inkijken) bij iemand, zooveel als: een oogenblikje bij iemand ingaan, hem als ter loops een kort bezoek brengen; ook Oostfriesch; ʼk heb ijs even bie oom inkeken = daar een kort bezoek gebracht; ie mouten gau ijs inkieken = gij moet ons spoedig eens bezoeken. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
inkijken , inkieken
, kièk in, inekièkken , inkijken, aankomen. Kuomt es inkieken: kom eens aanlopen. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
inkijken , inkieke
, keek in, haet of is ingekeeke , inkijken; inzien. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
inkijken , inkieken , sterk werkwoord, onovergankelijk
, 1. binnenkijken Doet de gerdienen wat dichte, dan kunt ze niet zo inkieken (Hgv) 2. een bezoekje brengen Wij wilt inkieken hoe het heur geet (Rol), Ik zal morgen even bij opa inkieken (Die) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
inkijken , inkieken , werkwoord
, 1. kijken in iets 2. bij iemand binnengaan om een praatje, om te zien hoe het gaat 3. naar binnen kijken Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
inkijken , [naar binnen kijken] , inkieken , (werkwoord)
, inkijken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
inkijken , inkieke , werkwoord
, kiektj in, keek in, ingekeke , 1. inkijken 2. naar binnen kijken Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |