Woord: inprenten
inprenten , inprenten
, zie: inpressen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
inprenten , inprénte
, préntde in, haet of is ingeprent , inprenten. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |