Woord: introuwen
introuwen , introuen , intrauen
, trouwen met iemand die eene eigene bezitting heeft, bv. met eene weduwe (of: weduwnaar) die eigenares is eener boerderij; hijʼs tʼr bie introud, zooveel als: die boer heeft het goed niet mee aangekocht, hij heeft er geen deel aan, of: hij had er geen deel aan toen hij met die vrouw in het huwelijk trad. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
introuwen , intrauen , [iñtraŭm̥] , zwak werkwoord
, introuwen bij de ouders van man of vrouw. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
introuwen , introûwe
, inwonen na het trouwen bij de (schoon)ouders. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
introuwen , introue
, troude in, is ingetrout , introuwen. Introu is oettrou: introuwen is meestal slechts van korte duur. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
introuwen , intraauwe , werkwoord
, introuwen. Jonggehuwden gaan bij gebrek aan beter wel eens inwonen bij een der ouderparen. “Intraauwe jònge, dè moete nòòt doen,” zeej d’n aawe Stads, “’t Is net as in oe broek pisse. ’t Is èfkes wèèrm, mar dan begint de èllènde ...” Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
introuwen , introuwen , zwak werkwoord, onovergankelijk
, introuwen, door het huwelijk bij een familie komen Vroouger was dat gien femilie, maor hij is daor introuwd (Eex), (...) daor was e doe introuwd bij zien vrouws stiefvaoder (de), Hie hef niks in te kommen, hij is der veurgoed bij introuwd heeft definitief niets te zeggen (Emm), Hij was er bij introuwd had niets te zeggen (Vri) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
introuwen , introuwen
, na het huwelijk bij iemand, meestal een van de schoonouders, gaan inwonen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
introuwen , intrèùwe
, introuwen , Intrèùwe én ónwiir gèft aaltéij gedónder. Introuwen en onweer geeft altijd gedonder. Beiden geven dikwijls moeilijkheden. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
introuwen , intrèùwe
, introuwen Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
introuwen , intrawwe , introuwe , werkwoord
, eerste vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); tweede vorm Nederweerts, Ospels; inwonen bij familie Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |