Woord: inzouten
inzouten , izaute
, zautde in, haet of is igezaute , inzouten; betaald zetten. Dat kénste dich izaute: daar kun je het mee doen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
inzouten , inzolten
, in de pekel leggen, b.v.: vlees, bonen enz.. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
inzouten , inzolten , sterk, zwak werkwoord, overgankelijk
, 1. in het zout zetten Hutspot wör vrouger inzolten in het vat (Eev), Het zwien wur in de kuup inzolt (Wed) 2. (wederk.) het opgeven (Zuidoost-Drents veengebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), zie ook opzolten 3. met sneeuw inwrijven Zie haren hum even goud inzolt op het schoulplein (Bco), zie ook inpepern Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
inzouten , inzoolten , werkwoord
, inzouten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
inzouten , [pekelen] , inzolten , (werkwoord)
, inzouten, in de pekel leggen (van bijv. vlees, bonen). Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
inzouten , inzaote , werkwoord
, pekelen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |