Woord: jaarmarkt
jaarmarkt , jaormert , mannelijk
, jaormerte , jaarmarkt. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
jaarmarkt , jaormèrt
, markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
jaarmarkt , jaormark , de
, jaarmarkt De Rolder mark en die andere marken zint jaormarken (Sle), De Zweler jaormark (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
jaarmarkt , jaormark , jaormaark, jaormaat , zelfstandig naamwoord
, de; markt die jaarlijks en op een bep. vaste tijd wordt gehouden Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
jaarmarkt , jöörmärkt , jöörmärk , (zelfstandig naamwoord)
, jaarmarkt. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
jaarmarkt , jôrmèrt
, jaarmarkt Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
jaarmarkt , [jaarmarkt] , jaormert , (vrouwelijk)
, jaarmarkt Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
jaarmarkt , jaormêrrentj , jaormêrretj , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, jaormêrrendje/jaormêrretje , tweede vorm Nederweerts; jaarmarkt Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |