Woord: kaaljakker
kaaljakker , [kale jonker] , kaaljakker
, kale jonger. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
kaaljakker , kaaljakker , mannelijk
, kaaljakkesj , kaaljėkkerke , kale sinjeur, windbuil. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kaaljakker , koljakker , zelfstandig naamwoord
, kale meneer, kaalhans. Wordt in Beek nog al eens gebruikt voor allochtonen die doen alsof ze het breed hebben, maar twee uur lang voor één kopje koffie op het terras van De Egelantier blijven zitten. De dichter Bredero (1585-1618) kende ze al. In zijn Spaanse Brabander komt het woord in een iets andere vorm herhaaldelijk voor. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
kaaljakker , kaoljakker , zelfstandig naamwoord mannelijk
, kaoljakkers , - , armoedzaaier , VB: Dè kaoljakker dèit of 'r doézende te vertère hèt. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
kaaljakker , kôljakker
, nietsnutter Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
kaaljakker , kaljakker
, lefgozer, kapsoneslijer Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
kaaljakker , kaljakker , kaoljakker , zelfstandig naamwoord
, armoedzaaier (Eindhoven en Kempenland); kaoljakker; armoedzaaier (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
kaaljakker , kaaljakker , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, kaaljakkers , opschepper, windbuil Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
kaaljakker , kaoljakker , kòljakker , zelfstandig naamwoord
, onbemiddelde man die dit poogt te verbergen door heer te spelen; WNT kaaljager (kaoljaoger), aanmatigende arme duivel (Molema); Verhoeven (1978): KAALJAKKER (koljakker) m. kale neet, opschepper. Z.a.; kòljakker; onbemiddelde man die dit poogt te verbergen door heer te spelen; WNT kaaljager (kaoljaoger), aanmatigende arme duivel (Molema); Verh. KAALJAKKER (koljakker) m. kale neet, opschepper. Z.aBiks koljakker zn - kale meneer, kaalhans Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |