Woord: kaartlegster
kaartlegster , kaartlëkster , vrouwelijk
, kaartlëkstesj , kaartlegster. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kaartlegster , kaortlegster , zelfstandig naamwoord
, de; vrouw die de toekomst voorspelt aan de hand van kaartleggen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |