Woord: kerstlied
kerstlied , krisleitje , onzijdig
, krisleitjes, kerstlied. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kerstlied , kórslietje
, lied dat in de kersttijd veel gezongen wordt; kórslietjes zinge, kerstliederen zingen. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
kerstlied , kerstlied , kerstvarsie , het
, Ook kerstvarsie (Zuidwest-Drenthe) = kerstlied Het koor zung karstleidties (Nsch) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kerstlied , kastlied , kestlied , zelfstandig naamwoord
, et; kerstlied Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |