Woord: keu
keu , keu
, Zie burg. Bron: Berg, A. van den en H.J. Folmer (1774-1776), ‘Veluws en Drents uit de 18e eeuw’, uitgegeven door K. Heeroma in: Driemaandelijkse bladen 12 (1960), 65-83, 97-116. |
keu , keune , (vrouwelijk)
, jong varkentje in het eerste jaar loopende. Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
keu , keu , keun
, Bigge, jong varken. Kiliaan heeft: ‘kudde, (verouderd) varken,’ waarbij van Hasselt voegt: ‘in Gelrica nunc keun.’ Bron: Buser, T.H. (1856-1861), ‘Geldersch Taaleigen’, in: De Nederlandsche Taal 1856, 1: 13-17, 163-188; 1857, 2: 194-217; 1858, 3: 271-278; 1859, 4: 186-197; 1861, 6: 61-68. |
keu , keu , keuchie , onzijdig
, jong varken (meerv. keuen, en: keun); in Zuidwolde, Hoogeveen jonge mōtte. Geld. keu, Overijs. keune. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
keu , [lokwoord] , kjeu
, lokwoord voor varkens. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
keu , köken , (onzijdig)
, [weinig gebruikelijk] jong varken, big Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
keu , kö , (onzijdig)
, kön, köne , jong varken, biggen. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
keu , köntjen , (onzijdig)
, Bigge. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
keu , keu
, varken. Slaopen as ĕn keu. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
keu , köntjen , (onzijdig)
, Bigge. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
keu , küüechien , [kü:exiñ] , onzijdig
, küüechies , varkentje, biggetje Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
keu , keu , keun
, Een bigge, jong verken. [In Twente zegt men een keuken.] Bron: Dumbar, G., H. Scholten en J.A. de Vos van Steenwijk Vollenhove (1952), Het Dumbar Handschrift – Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw, uitgegeven door H.L. Bezoen, Deventer |
keu , kuerne , zelfstandig naamwoord
, biggen, minder dan 6 weken oud Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
keu , keûje , v
, varkenszeug. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
keu , keutje , m
, big. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
keu , keu , zelfstandig naamwoord de
, Ronde rol van goed die vrouwen vroeger beneden de rug legden en die van voren met banden werd vastgemaakt. Over de keu hingen de rokken. Uit Frans queue. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
keu , keu , mannelijk
, keus , biljartkeu. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
keu , keu , kuggie , zelfstandig naamwoord
, 1. big, jong varken (KRS: Coth, Werk, Bunn, Hout, Scha; LPW: IJss, Mont, Bens, Lop, Cab, Pols) Verkleinwoord: kuggie (KRS: Scha), keugie (KRS: Hout) Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 75), Gouda (Lafeber 1967, p. 111) en de Krimpenerwaard (van der Ent 1988, p. 61). 2. (zn) varken in ’t algemeen (KRS: Lang; LPW: Mont, Pols) Zie hoofdstuk 4, punt 6: het vee . Zie ook Taalatlas afl. 2, nr. 1: jong(e) varken(s) . 3. (zn) plomp, waterboterbloem (LPW: Bens, Lop, Cab, Pols) In Gouda komt het woord kreukeblaaje voor als aanduiding van de bladeren van de waterlelie en van de dotterbloem (Lafeber 1967, p. 119). Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
keu , keune
, biggen. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
keu , keu
, 1. big; 2. keu. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
keu , keu , de
, keunen , (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe) = 1. big De keunen ligt nog bij de motte (Bro), Te dromme kater wat zaten daor een keunen in die motte (Pes), Het is net zo’n slim keugien van een kind dat er slecht uit ziet (Wap), Dat kiend dat slap as een keu (Wsv), De meister lag op een keu nao an de motte een ander had hem z’n meisje afgekaapt (ndva:Zuidwest-Drenthe, zuid), Heur toch ies mien jongie ie hebt ja keugies in de boek van een klokkend geluid in de buik (Hgv) 2. lokroep voor varkens, biggen (Zuidwest-Drenthe), zie ook kjeu Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
keu , keu , de
, keu’s , 1. biljartkeu 2. rol onder dameskleding bij rijke dames, queue de Paris (Zuidoost-Drents zandgebied) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
keu , kjeu , kju, keu, keui , tussenwerpsel
, (Zuidwest-Drenthe). Ook kju (Midden-Drenthe), keu (Zuidwest-Drenthe), keui (Zuidwest-Drenthe) = lokroep voor varkens of biggen Keu, keu, keu, zeg ie, ook al is het een old varken (Hav) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
keu , koer , keut
, varken, zeug. verkl. koerkes, kutjes Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
keu , keu , kui
, keunn , keuchien , varken. Drie mooie keunn laagn in ’t schot; kui, big, varken. “Mien snee brood an ’t kui” zee ’t jongchien. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
keu , kuj , kui, kuui , tussenwerpsel
, 1. lokroep voor varkens, biggen 2. lokroep voor kalveren Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keu , kuigien , zelfstandig naamwoord
, et; namaakei van hout Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keu , kju , kjeu, tju , tussenwerpsel
, lokroep voor varkens Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keu , kugien , zelfstandig naamwoord
, et; varkentje, biggetje, vooral in een kinderrijmpje Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keu , keuge , zelfstandig naamwoord
, de; zeug met biggen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keu , keu , keuje, kujje , zelfstandig naamwoord
, de; varken Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keu , keu , keuje, kujje , zelfstandig naamwoord
, de; 1. biljartstok 2. tournure, queue van een damesjapon 3. hetz. als pikknikker; kleine bal, ijzeren of stenen knikker bij het pikgooien Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keu , kötjes
, biggetjes Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
keu , köt , kéúje
, varken Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
keu , keu , keuj, kuuj
, 1. big; 2. varken. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
keu , [stapel hooi] , keu , keuj, kuuj
, stapel hooi. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
keu , keu , zelfstandig naamwoord
, varken (West-Brabant); keujes; varkens (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |