Woord: keus
keus , kues
, Kueske! woord waarmede men een varken roept. Schetsend zegt men ook: onze kues. Wij slachten morgen den kues. Kleine kinderen noemen het ook alzoo. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
keus , köze , (vrouwelijk)
, [weinig gebruikelijk] keus. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
keus , köze , (vrouwelijk)
, (meer in gebruik köre), keus. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
keus , kōs
, lokwoord voor, en ook in de kleinekinder-taal = varken, (Westerkwartier). West-Vlaamsch: kous, koes = zwijn. Wordt meest gebruikt om naar een zwijn te roepen. (De Bo). Noordfriesch kus, küs, of kyskys, lokwoord voor koeien, Oud-Friesch ky, Angel-Saksisch cy; Oostfriesch kuf = varken, en daar, gelijk in Nedersaksisch, als men varkens wil lokken. Zie ook: hus. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
keus , kuus , m
, varken Lompe kuus! Lomp varken (scheldwoord). Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
keus , koes , kósj, kuus , mannelijk
, koeze/kusj/kuuze , kuuske/kusjke , gedrongen, stevig persoon.; kosj varken; kuus ook koes: fors en groot jongmens Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
keus , keus , mannelijk
, keus. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
keus , koeske
, jóng vaerke. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
keus , kuus
, varken in het algemeen. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
keus , kuus kuus kuus
, roepwoord om varkens of biggen te lokken. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
keus , kuus , zelfstandig naamwoord
, varken. Vooral gebruikt in de kindertaal. ‘ne Vètte kuus. Scheldnaam voor een moddervette vent. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
keus , keus , kuus, keuis, kois, kuis, kui, kuie , tussenwerpsel
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord). Ook kuus (Zuidoost-Drents zandgebied, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid), keuis (Zuidwest-Drenthe, zuid), kois (Zuidwest-Drenthe, zuid), kuis (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied), kui (Kop van Drenthe), kuie (Zuidoost-Drents veengebied) = uitroep om koeien of kalveren te lokken, z. ook bij kuus Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
keus , keuze
, keuze. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: keur. Gunninks woordenlijst van 1908: Ander keur geven ‘laten kiezen’ Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
keus , keuze
, keus. ’t Was ’n lastege keuze veur ’m. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
keus , kuus
, varken , Kénder zègge teege 'n váéreke, kuus, dé hébbe ze van klénsaf geliird van d'aauw. Kinderen noemen een varken 'kuus', dat hebben ze van kind af geleerd van de ouders. Verkleinwoord meervoud kuuskes ‘biggen’. Zó'n klócht kuuskes bè de zóg dé waar toch 'n schón geziecht, hil dé kléén grut. Zo'n klucht biggen bij de zeug dat was toch een mooi gezicht, heel dat klein grut. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
keus , koes , kujs, kos, kwos, kuus , tussenwerpsel
, lokroep voor varkens of biggen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keus , keuze , keus , zelfstandig naamwoord
, de; 1. het kiezen 2. mogelijkheid om te kiezen, de keuze hebben 3. dat waarvoor iemand kiest Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
keus , këus , zelfstandig naamwoord vrouwelijk
, - , - , keus , VB: Ién 't klejn weenkelke haw 't neet vëul këus. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
keus , kusj , kuusj , zelfstandig naamwoord mannelijk
, kuzje/kuuzje , kusjke/kuusjke , varken , kusj; kuusj Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
keus , kuus
, varken , in de slaachtmaond wier tur op de Beek in bijna ieder huishouwe ne kuus geslaacht = in november, de slachtmaand, werd er op de Beek in bijna ieder gezin een varken geslacht- asser vruger ’n vèèreke geslaacht wier, dan konde da jil ver worre, want die wier gestoke in z’n keel en dan bloeide-nie dwood, mar vur ’t zover was kwèkte-nie daggem aon d’n aandere kaant van de Beek kon worre = als er vroeger een varken werd geslacht, dan kon je dat al van verre horen, want het werd in zijn keel gestoken en dan bloedde het dood, maar voor het zover was schreeuwde het zo hard, dat je het aan de andere kant van de Beek kon horen- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
keus , kuus
, geluksbal bij biljart, een bal die eigenlijk mis is, maar door toeval toch nog als carambole kan worden geteld Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
keus , kuus
, varken, lomp persoon Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
keus , kuus , zelfstandig naamwoord
, varken (Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland; Tilburg en Midden-Brabant; West-Brabant); kuus; kalfje (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
keus , [varken] , koesj , (mannelijk)
, koesje , kuusjke , 1. varken 2. een gierig iemand Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
keus , kuus , zelfstandig naamwoord
, kuze , kuuske , 1. knots, knuppel, stamper om varkensvoer fijn te stampen ook briësemskuus 2. lomperik: Haelder/Biëgkdjer kuus (mèt de vot vol luus) (Middelnederlands: kûse, cuse – knots) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
keus , koesj , zelfstandig naamwoord
, kuusj , kuusjke , varken; kuusjkes – biggen (Frans: cochon) ook verke Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
keus , kuusjke , zelfstandig naamwoord
, kuusjkes , big ook bak zie ook koesj Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
keus , keûs , kuuës , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); keuze Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
keus , kuus , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, kuus/kuze/koeze , kuuske , persoon, gierig , opschepper, varken; koes (Nederweerts, Ospels) varken Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
keus , kuus , koes , zelfstandig naamwoord
, kuuske , "naam, ook koosnaam voor een varken of een rund (koe, kalf); in Tilburg vrijwel altijd voor het varken; I benaming voor varken; A.P. de Bont, Dialekt van Kempenland, Meer in het bijzonder d’Oerse taol, 1958 etc. - ; - küs znw.m. - 2) varken; WBD vrouwelijk varken, ook genoemd: 'zeug', 'zuig', 'zóg', 'zog', 'verken', 'vèèreke'; WBD 'kuuske'- jong varken, big, ook genoemd 'big' of 'bag' en (Hasselt:) 'kab'; WBD kuus kuus, vèrke, verken - roep- en lokwoorden voor het varken; WBD kuus, kuuske - vleiwoorden voor het varken; WBD kuus, kuus kuus - lok- en roepwoorden voor de big; Cees Robben – Den schèèrpen geur van broeder kuus/ die vond ik amiekaol. (19701016); N. Daamen - handschrift 1916 - ""kuus - varken""; A. Weijnen, Etymologisch dialectwoordenboek (1995) - kuus - varken (div. dial.); Jan Naaijkens, Dè's Biks - 1992 - kuus - zn - varken; Heestermans, Witte nog? Over Bergse en Westbrabantse woorden en uitdrukkingen; 8 dln. 1988-1994. - kuus (V:62); Jan Stroop, Sprekend een Westbrabander, 1979, 1981 - kuus (1:27); II spotnaam - uiterlijk of gedrag van het varken overgedragen op personen; zie zie ook Bijnamen, hieronder; Verhoeven - KUUS - varken, varkensachtig persoon? - veel gehoorde bijnaam. A.P. de Bont, Dialekt van Kempenland, Meer in het bijzonder d’Oerse taol, 1958 etc. - ; küs znw.m. - 3) (van mannelijke personen gezegd) lompe, ongemanierde kerel. III Tilburgse bijnamen; Bijnamenboek Karel de Beer - Mina kuus = weduwe Kolen (blz. 50); Bijnamenboek Karel de Beer - kuus Hèrsemis = A.P. Hersmis (blz. 42); Bijnamenboek Karel de Beer - Miet de kuus = Miet Hersmis (blz. 42); Bijnamenboek Karel de Beer - de kuus = A. Venmans (blz.79); Bijnamenboek Karel de Beer - kuusje Verdunt = Gustave Verbunt (blz. 80); Bijnamenboek Karel de Beer - de kuus, of kuuske = Van Waalsden (blz. 107); Bijnamenboek Karel de Beer - de kuus = V.d. Zijden (blz. 108); IV benaming voor een rund; WBD roepnaam v.e. koe, ook 'koes' of 'koej'; kuuske; verkleinwoord; varkentje; Cees Robben – Pietje.. lustte iets van ’t kuuske.. (19550205); Cees Robben – De kuuskes.. de kuikes.. de kiepe.. (19590822); Cees Robben – Hier zèn al veul kuuskes wè steeg en wè knorrig/ En fel lamenterend de pèèp uit gegaon... (1970) [Geen Prent van de week, maar een advertentie bij het zeventigjarig bestaan van Slagerij Ooms]; WBD jong varken, big, ook genoemd 'big' of (Hasselt) 'bag'; WBD vleiwoord voor het varken, ook genoemd 'kuus'; WBD vleiwoord voor de big; Mandos - Brabantse Spreekwoorden (2003) - ik maag er nòg wèl zèèn, war, want de kuuskes zèn der ôok (Pierre van Beek – Tilburgse Taalplastiek 1965) - gezegd door iemand die van zichzelf vindt dat hij er voor zijn leeftijd nog goed uitziet. C. Verhoeven, Herinneringen aan mijn moedertaal (1978) - KUUSKE o - jong varken, kalfje; A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant (1937) - Naast 'drift' in T, ook 'kuuske' en 'kap/kabbe' rond T, alsmede 'bag' in een gedeelte v. Midden-Brabant. (blz. 154, krt.86); koes; WBD roepnaam v.e. koe, ook ' kuus' of 'koej'; WBD roep- of loknaam v.h. kalf; ook 'koes koes koes' of 'kalf'" Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
keus , keus
, keuze Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |
keus , koes
, koese , koeske , varken Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |