Woord: killen
killen , killen
, is in onze Meijerij koud zijn. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
killen , killen , (intransitief werkwoord)
, snerpen, pijnlijk aangedaan zijn van de koude. De vingers killen. Zie tintelen. Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend. |
killen , [rillen van kou of van schrik] , kellen
, rillen van koude of van schrik; ’t kelde mij deur de hoed = er ging mij eene rilling door de leden, ’t ging mij door merg en been. Ten Kate: kelden (veroud.) = beven, trillen. Zie: kel. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
killen , [koppelen] , köllen
, koud zijn, van lichaamsdeelen gezegd = killen. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
killen , killĕn
, kietelen. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
killen , killen
, tintelen van kou Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
killen , kille , werkwoord
, Kil of koud aanvoelen, tintelende kou veroorzaken. | Wat kille je biene. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
killen , kille , werkwoord
, Geulen of kuilen vertonen, zakken. | Die akker kilt puur. Vgl. kil. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
killen , kelle
, kelde, höbbe gekelt , tintelen. De hènj kelle mich: mijn handen tintelen van koude. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
killen , kellen , killen , zwak werkwoord, onovergankelijk
, Ook killen (Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe) = 1. tintelen van de kou De vingers killen mij (Mep), Ik haar zukke kolde vouten, en zie kelden mie het oet (Bov), De vingers kelt mij deur de haansken hen (Hijk), zie ook kippern 2. pijn doen (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën) De koezen die kelt mij (Pdh), Het heupgewricht kelt mie zo (Ros) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
killen , kèllen
, ziek worden van de koude handen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
killen , kelle , werkwoord
, kelde, gekeld , koud , (koud worden) kelle VB: M'n han kelle mich, ze zûingele gaans. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
killen , [tintelen] , kellen
, tintelen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |