Woord: kinderschoen
kinderschoen , kénjersjoon , mannelijk
, kénjersjoon , kénjersjeunke , kinderschoen. Hae haet de kénjersjoon oetgedaon: hij heeft de kinderjaren achter de rug. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kinderschoen , kinderschoe , de
, kinderschoen Hij is de kinderschoenen ontgruid is of wordt volwassen (Klv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kinderschoen , kienderschoe , zelfstandig naamwoord
, de; kinderschoen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |