Woord: kink
kink , kink
, knol, paard van geringe waarde. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
kink , kinke , (vrouwelijk)
, konkel, draai. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
kink , kink , (zelfstandig naamwoord mannelijk)
, Slag. Zie kinken. || Ik zel je ’en kink voor je bakkes geven. Hij kreeg ’en kink om zijn snoet. – Ook elders bekend. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
kink , kink , mannelijk
, kinke , kinkske , pink; graankoper. “Kinke” werden vroeger de graankopers genoemd, die van Wylre en omstreken naar Sittard kwamen om de gekochte granen te vervoeren. Zij laadden 8 vat (een Sittards vat voor granen is 28 liter) op het zgn. “kinke-paertje”, een Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kink , kink
, in Der kwam een kink in de kaobel het ging niet volgens plan (Vtm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kink , kink , kinkel , zelfstandig naamwoord
, de; 1. kink, in een kinkel in de kabel 2. (rare) kerel 3. in uut de kinken uit het zicht Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |