Woord: klarinet
klarinet , klenet
, klarinet, “de ondermeester speulde de hijle nacht op klenet.” Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
klarinet , klarenët , vrouwelijk
, klarenëtte , klarenëtje , klarinet. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
klarinet , klarrenêt , zelfstandig naamwoord vrouwelijk
, klarrenêtte , klarrenêtsje , klarinet , VB: Ich been van de klafrfenêt uüvergegaange op de trombon, dat lik mich bëter. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |