Woord: afdorsen
afdorsen , ofdörschen , zwak werkwoord, overgankelijk
, (Zuidoost-Drenthe) = 1. ten einde dorsen (Zuidoost-Drents zandgebied) Nog ien legge ofdörschen, dan biw klaor (Sle) 2. pak slaag geven (Zuidoost-Drents veengebied) Ze hebt hum ies even flink ofdöskerd (Bco), z. ook ofdekken, oftakeln, ofentern, ofdreugen, ofhemmeln, ofkammen, ofkneveln, ofnachten, ofprugeln, ofrossen, ofprugeln, ofstrieken Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afdorsen , ofdösken , ofdusken , werkwoord
, afdorsen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
afdorsen , nnen aofdëse , werkwoord
, slaag , (iemand een pak slaag geven) 'nnen aofdëse Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |