Woord: banken
banken , banken , (zwak werkwoord, intransitief)
, Knikkers stelen. || Denk om die jongen; hij doet niks aârs as banken: hij zet zen bien op de knikkers en zoekt ze in ’et gniep op. – Soms ook hetz. als klauwen; zie klauwen. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
banken , banke , werkwoord
, bank, bankte, gebankt , volhouden Hij zel ’t wel banke Hij zal het wel volhouden Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
banken , baanke , werkwoord
, kaartspel , (bep. kaartspel) (regelmatige tijd) baanke Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
banken , banke , werkwoord
, grond omwerken in voren (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |