Woord: besluipen
besluipen , besloepen , sterk werkwoord, overgankelijk
, besluipen Wij bint langs de bossies kreupen um ze te besloepen (Gas) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
besluipen , besloepen , beslupen , werkwoord
, besluipen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
besluipen , besjloépe , werkwoord
, besluipen , (zie 'sluipen') VB: 't Wesselke besjloëp de knién en sjproûng 'm ién z'nne nak. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |