Woord: beven
beven , bèven , (zwak werkwoord)
, beven. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
beven , biieven , [bīeven]
, beven Biieven as ne rusche [røskә]: beven als een riet. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
beven , beewn , werkwoord, zwak
, beven; beewn as n ries, beven als een riet Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
beven , beven , zwak werkwoord, onovergankelijk
, beven Hie begunt ok al aordig te beven van ouderdom (Zwe), De man stund zich op te vrèten, hij beefde der van (Hgv), Hij beefde as een ruske (Bov), ...juffershondtien (Ruw), ...riet (Hijk), ...blad an de boom (Eex) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
beven , beven , werkwoord
, beven Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
beven , bève , werkwoord
, bèfde, gebèf , beven Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
beven , bèven , (werkwoord)
, bèven, ebèèfd , beven. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
beven , bêeve , zwak werkwoord
, bêeve - bifde - gebifd , beven; B bêeve - bifde - gebifd; - ook vocaalkrimping in tegenwoordige tijd: gij/hij bift Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |