Woord: bewaken
bewaken , bewaeken , werkwoord
, bewaken Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bewaken , bewäoke , werkwoord
, bewäokde, bewäok , bewaken , VB: Dè tentoensjtelling van aad zilver wörd däog en naach bewäok. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
bewaken , bewaoke , zwak werkwoord
, bewaoke - bewòkte - bewòkt , bewake; ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping; Kees & Bart (krantenrubriek 1922-193?): bewòkt Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |