Woord: binnensmonds
binnensmonds , bénnesmónjts
, binnensmonds. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
binnensmonds , binnensmonds , binnenmonds
, Ook binnenmonds = binnensmonds Hij praot nogal binnenmonds (Zdw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
binnensmonds , binnenmoons , binnensmoons, binnensmonds , bijwoord
, binnensmonds Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
binnensmonds , binnesmoñs , bijwoord
, binnensmonds, onverstaanbaar Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
binnensmonds , bênnesmoons , bijwoord
, binnensmonds , bênnesmoons VB: Kal ezzebleef neet zoe bênnesmoons, ich versjtaon gèi woerd van wats te zeks. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |