Woord: bond
bond , [honderd el. garen] , bond , (onzijdig)
, honderd el garen. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
bond , bōnd
, In het Westerwoldsche wordt de heide voor bezems in Maart of vroeger gesneden en bij ʼt bōnd verkocht; een bōnd is zooveel als een man omvatten kan en levert gemiddeld zes bezems op. (v. Hall Neerl. Plantensch. p. 142.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
Bond , Bônd , m
, d’n Bônd Boerenbondwinkel. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
bond , bond , de
, bonden , 1. bond Hie is gien lid van de bond vakbond (Sle) 2. bundel opgebonden kort stro (Scho, Pdh) Het körtstro wuurd opbunden tot bonnegies of bundties (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bond , boond , zelfstandig naamwoord mannelijk
, - , - , bond , VB: De sjöttery van Groéselt ês gèi lid van de Limburgse Sjöttersboond. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
bond , bóndj , (mannelijk)
, bunj , bundje , 1. vakbond 2. boerenbond 3. federatie , Bès doe lid vanne bóndj? Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
bond , bónjdj , zelfstandig naamwoord
, bónje , bunjtje , bond Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
bond , bôndj , boond , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, bôndje/boonde , eerste vorm Nederweerts, Ospels, tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); bond Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
Bond , Bond , zelfstandig naamwoord
, den Bond, De vakbond; Interview met de heer De Kok (1978) – “Toen is den Bond gekoome! Toen hèb ik daor men eige vur gespanne, vur den Bond!” (transcriptie Hans Hessels 2014) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |