Woord: brandhout
brandhout , brandhout , (zelfstandig naamwoord onzijdig)
, Zie de wdbb. – Zegsw. An brandhout wezen, gebroken, aan stukken zijn. || Nou, hoor, die stoel is an brandhout. Kijk, de Jonker (een molen) staat mit vier houten of; zou-i an brandhout wezen? Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
brandhout , [brandhout] , brandhout
, in de stad bekend staan als een brandhout (van de hel?) (1901). Bron: Beets, A. (1954), ‘Leidse woorden en uitdrukkingen’, in: Bicker Caarten, A. (red.), Leids Volksleven, Leiden: Sijthoff |
brandhout , braandholt
, brandhout. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
brandhout , brandholt , het
, brandhout Veur de winter mus ie de braand in huus hebben. Dat was braandholt en törf (Wsv), Het is net brandholt hij is erg mager (Scho), Ik moe nog wat brandholties houwen (Sle), Hij is zo zunig as brandholt (Rod), (fig.) Dat spul is niks weerd, allemaol brandholt (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
brandhout , brandòlt , braandòlt
, (Kampen) brandhout. Ook: braandòlt (Kampereiland, Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
brandhout , braandhoolt , zelfstandig naamwoord
, et 1. brandhout: dat men zaagt, kapt om tot brandstof te dienen 2. product van buitengewoon slechte kwaliteit Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
brandhout , braandhoüt , zelfstandig naamwoord onzijdig
, - , - , rommel , slecht werk braandhoüt Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
brandhout , brandjhout , (onzijdig)
, brandhout Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
brandhout , brandholt
, brandhout Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |