Woord: brem
brem , brem
, zekere plant of heestergewas, in deze streken wel aan de heidekanten en onbebouwde akkers gevonden wordende; het draagt gele bloemen. Deszelfs zaad wo Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
brem , [geslacht in de Vlinderbloemenfamilie] , bremme , (vrouwelijk)
, genista. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
brem , brumme
, brem. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
brem , brem , m
, brem Zó zoer as brem Zo zuur als brem. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
brem , brem , zelfstandig naamwoord de
, Kuch. Zie bremme. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
brem , bröm , mannelijk, vrouwelijk
, brem, Sarothamnus scoparius. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
brem , braom , de
, braomen , 1. brem De beste bessems waren van braom en ries (Sle), zie ook pinksterbloem 2. braam (Zuidwest-Drenthe, noord) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
brem , brem , de
, (Zuidwest-Drenthe, zuid) = 1. brem, z. ook braom(-) 2. brijn Zo zolt as brem erg zout (Zuidwest-Drenthe, zuid), zie ook drem II Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
brem , drem
, (Zuidwest-Drenthe), in Het is zo zolt as drem erg zout. Ook Het is zo zoer as drem (Pes), zie ook brem Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
brem , brem
, (Gunninks woordenlijst van 1908) in: Gunninks woordenlijst van 1908: zo zòlt as brem ‘zeer zout’. Zie ook: bremzòlt Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
brem , braom , brem , zelfstandig naamwoord
, de 1. bekende struik: brem 2. opstaand randje op snede van metaal Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
brem , zich 'nne briem doer z'n koont laote trêkke
, gierig , (gierig zijn) zich 'nne briem doer z'n koont laote trêkke Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
brem , brèm , zelfstandig naamwoord
, sterke drank (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
brem , brum , (vrouwelijk)
, brumme , brumke , brem , Get brum aafsnieje. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
brem , brum
, gewone brem, bezemkruid (Sarothamnus scoparius); eine brumme baesem – een bezem die van bremtakken is gemaakt Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
brem , bräöm , brum , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, tweede vorm Ospels; brem Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
brem , brum
, brumme , brem Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |