Woord: crucifix
crucifix , crucifix
, crucifix, geeft niks! Kinderbezwering, om den schoot of den slag van de tegenpartij te doen mislukken, waarbij over de plek waar, of het voorwerp dat geraakt moet worden, een kruisje wordt gemaakt. - Verg. Kruisken bid Dat er den duivel overschi(e)t, Volk en Taal V (1893), 154; en ook Museum 18, 112. Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen |
crucifix , krussefïks , mannelijk
, krussefikse , krussefikske , crucifix. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
crucifix , kröskefiks , zelfstandig naamwoord
, kruisje. Als kinderen bij een vangspelletje een kruisje sloegen en riepen: “Kröskefiks, ge doet me niks!”konden ze niet gevangen worden. Of ze tekenden een kruisje in het zand zodat de vanger er niet over kon (mocht). Een kröske slaon had een magische werking. Het beschermde tegen blikseminslag, het verjoeg de duivel en andere boze geesten en bij de aanvang van een voetbalwedstrijd was het een garantie voor succes, zoals sommige voetballers nòg denken, niet overwegend dat ook de tegenstander een kröske kan slaon. Kröskefiks is een verbastering van het Latijnse woord crucifixus, kruisbeeld. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
crucifix , krussefiks , zelfstandig naamwoord mannelijk
, krussefikse , krussefikske , crucifix , VB: Eker hoéshawe haw vreuger 'nne krussefiks boëve de kuükedëur hange.; kruisbeeld VB: Bié ôs ién de käomer hoûng 'nne krussefiks, dè wáor nog van m'nne uüvergroetvajjer. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
crucifix , kruusje fiks
, crucifix. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |