Woord: dampen
dampen , daampm , werkwoord, zwak
, damp of rook afgeven Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
dampen , dampe , werkwoord
, Ook: 1. Misten. 2. Zwaar roken. Zegswijze dampe as kalkoves, zwaar roken. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
dampen , dampe
, dampde, haet of is gedamp , dampen; met stoommachine dorsen van graan. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
dampen , dampen , daampen
, Ook daampen (Zuidwest-Drenthe) = 1. dampen Het was warm op de dèle, de koenen stunden op de stal te daampen (Ruw), De ketel dampt stoomt (Bui), Die vent, die lög, het dampt hum under de pet weg hij liegt dat hij barst (Pdh) 2. roken Die kerels zit hier te dampen, het is der blauw van de rook (Hijk), Zij daampt sigaretten as een grote (Hgv), Het dampt hum um de kop hij rookt stevig (Sle), Hij dampt as een schörstein (Vtm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
dampen , dampen , daampen , werkwoord
, 1. uitwasemen, damp afgeven, verdampen 2. sterk rook afgeven 3. intensief roken Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
dampen , dampe , werkwoord
, damp, dampte, gedampt , [O] bevochtigen Ik zel vanaevend dut goed nog dampe, dan ken jij ’t merrege strijke Ik zal vanavond deze kleren nog invochten, dan kan jij ze morgen strijken Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
dampen , daampe , werkwoord
, daamde, gedaamp, daampenterre , dampen , VB: Zuug dat përd 'ns daampe Zw: 'n Miét oétdaampe: een stromijt machinaal dorsen.; dorsen (machinaal dorsen) daampe VB: 'n Miét oétdaampe.; inhaleren (van medicinale dampen) daampe VB: Es te e kaw ién d'nne kop hebs môs te saoves mer 'ns good daampe. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
dampen , dampen
, roken; dämpie, trekje aan pijp of sigaret. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
dampen , [wasemen, roken] , dampe
, damptj, dampdje, gedamptj , 1. dampen, wasemen 2. roken , Hae damptj wie ei paerd! Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
dampen , daampe , zwak werkwoord
, dampen; D. Boutkan: (blz. 27) - et daamt - uit het cluster mpt wordt de p verzwegen: et daamte Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |