Woord: doodmoe
doodmoe , doodmu , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, doodmoe Hij was doodmui van dat heile dag warken in het veen (Bco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
doodmoe , doodmu , doodmuui, doodmeu, doodmuj , bijvoeglijk naamwoord
, doodmoe Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
doodmoe , van de ker aof zién
, doodmoe , (doodmoe zijn) van de ker aof zién Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
doodmoe , doodmuûjg
, doodmoe Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
doodmoe , dôodmuug , bijvoeglijk naamwoord
, doodmoe; Kees en Bart: dôodmuug; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch - 1899 - DOODMUUG - doodmoede Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |