Woord: dooi
dooi , deu , dooi, dai
, (zelfstandig naamwoord) (Oldampt, Westerwolde) = dooi dai - wai, in: wie kriegen dai of wai (Hoogeland) = wij krijgen dooiweder of wind. Alliteratie. Vgl. dai, en: wai. stam van: waien = waaien. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
dooi , deu , dooi
, (bijvoeglijk naamwoord) (Oldampt, Westerwolde) = dooi; de gloazen bin deu, Ommelanden – bin dooi = ontdooid. Ook in den vergroot. trap: de gloazen worden al deuer, dooier = beginnen meer te ontdooien. Vgl. eu. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
dooi , düe
, dooi. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
dooi , doo , bijvoeglijk naamwoord
, dooi. ’t Is doo: het dooit. Dopo wiäär: dooi weer. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
dooi , doo , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, dooi. dooi hòoln, tegen vorst beschermen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
dooi , deu
, dooi Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
dooi , dooi , zelfstandig naamwoord de
, in de zegswijze ’n kouwedooi, wisse dooi, dooi waarbij de temperatuur niet snel oploopt, zal gewis doorzetten. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
dooi , daoi , deui, dui, dooi, daoiing
, (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook deui (Noord-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, zuid), dui (Veenkoloniën), dooi (Zuidoost-Drents veengebied), daoiing (Zuidoost-Drents zandgebied) = dooi Het is veul zachter, der zit daoi in de locht (Bei), As de muren oetslaot, kriej daoi (Bor), Het is wal een mooie daoiing, het wordt er niet slim nat van (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
dooi , daoi , bijvoeglijk naamwoord
, Var. als bij daoi I = dooi De wind is omlopen, het wordt deui (Row) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
dooi , deui
, dooi Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
dooi , deuj
, dooi. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
dooi , duj , dui, duui , zelfstandig naamwoord
, de; dooi (lett.) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
dooi , duj , dui, duui , bijvoeglijk naamwoord
, dooiend Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
dooi , deu , bijvoeglijk naamwoord
, erg stil, bescheiden Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
dooi , doej , zelfstandig naamwoord mannelijk
, - , - , dooi , VB: D'n doeje ês iéngevalle, 't ês mer èi baar pratsj oppe sjtraot. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
dooi , deui , (zelfstandig naamwoord)
, dooi. Mörgen kriegen wi’j deui. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
dooi , deuj , dui
, dooi; deujen, dooien; deujweer, dooiend weer; duie snee, natte sneeuw (Uddel). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
dooi , [als ijs smelt] , doeaj , (vrouwelijk)
, dooi Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
dooi , doeëj
, dooi Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |