Woord: drie
drie , driee , dree , (telwoord)
, drie. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
drie , drie , (telwoord)
, vgl. zegsw. op staan. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
drie , dree
, drie. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
drie , drej
, drie. Ein stök of drej, drietal. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
drie , dreie
, drie Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
drie , dree , dreeje , telwoord
, 3; dree leangtn dree breedtn, op zijn elf en dertigst Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
drie , drie
, driede , drie; derde. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
drie , dree
, drie. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
drie , dree
, drie. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
drie , drei , drie, dreie, dreei, dreeie, drai
, (Zuidoost-Drenthe, waarbij drei en drie, vooral in samenst. vaak door elkaar lopen). Ook dreie (Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, Veenkoloniën met rekking), dreei (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), dreeie (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord), drie (Zuidoost-Drenthe), drai- (Veenkoloniën in samenst.) = drie Drie voor stro kun er bij oes op de deel staon (ti), Wij waren met ’n drieën (Klv), Wij bint er met een dreiend henwest (Sle), Hij haar een dreie veur geschienis (Eco), Zij is oe veule te glad of, zij kan wel dreei maol rond om oe toe zij praat je helemaal vast (Rui) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
drie , driy
, drie. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
drie , drieje
, drie Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
drie , drienen- , drieën-
, in samenstellingen als drienentachtig, drieëntachentig drieëntachtig Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
drie , drienen , drienend, driejen, driejend , zelfstandig hoofdtelwoord
, in mit ’n/zien/heur drienen met z’n drieën, gedrieën Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
drie , drieje , zelfstandig naamwoord
, de 1. het teken voor het getal drie 2. het waarderingscijfer drie 3. speelkaart met drie eenheden, vlak van een dobbelsteen met drie stippen e.d. Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
drie , drie , drieje , hoofdtelwoord
, 1. van het aantal drie 2. derde 3. in Hi’j is an de dubbele drie hij heeft diarree Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
drie , drie , hoofdtelwoord
, bijvoeglijk 1. drie 2. zelfst. in in drienen(d) in drieën, zo ook in driejen id., zie ook drienen(d) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
drie , drieje , uitdrukking
, Hij is deur de regel van drieje heene Hij is door de wol geverfd (in ongunstige betekenis) Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
drie , dry , zelfstandig naamwoord vrouwelijk
, dryje , dryke , drie , dry Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
drie , dry , telwoord
, drie , Zw: Neet tot dry kênne telle: zeer dom zijn.; neet tot dry kênne telle drie (dom zijn) neet tot dry kênne telle Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
drie , draaj
, p drie. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
drie , drieje , (telwoord)
, drie. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
drie , driej
, drie , Dè hék al driej kirres gezeed! Dat heb ik al drie keer gezegd! Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
drie , dree
, drie (verouderd). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
drie , drej , dri-j , telwoord
, drie Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
drie , drie , telwoord
, drie; Mandos - Brabantse spreekwoorden (2003) - Drie dingen zijn niet te stuiten: en aaw schuur die braandt, en aaw vrijster die wil trouwe, èn enen boer meej en percèssievaon in zen klaawe ('73); D. Boutkan: drie - derde, maar 'driedes' - ten derde Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
drie , dreej
, drie Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |