Woord: eindelijk
eindelijk , [op het eind] , endling , endeling
, eindelijk. Gron. endeling = eindelijk, op ’t laatst, ten laatste. Zeel. St. Truyen eindelinge, Kil. endelick, endelinck, endelingh; endlingen ten leste, pleon. voor: ten langen leste, op het allerlaatst, op het uiterst oogenblik, nl. na lang wachtens, (ook Gron.) en = ennegenlesten. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
eindelijk , endlengsten , ennegenlesten
, aan beide einden. Staat voor: eindelingsten. Vergel. endling. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
eindelijk , [eigenlijk] , eindelek , (bijwoord)
, Eigenlijk. Mîntjen is eindelek (eindelek ezegd) nog ’n stük nichte van ons. ’k Gelöve eindelek dei mîn vör ’t lepken hòlt. Ook Ned. Bet. O. V. II p. 84. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
eindelijk , endelings , (bijvoeglijk naamwoord en bijwoord)
, Bij het uiteinde, uiterst. || Hij zit ’et meest endelings op de bank. ‒ Doen de endelingse stukken maar weg. Gooi ’et zeed (zaad) maar in de endelingse kas, aars zit ’et ons nog in de weg. ‒ In de bouwkunde. Endelings hout, het hout op de tegen de draad doorgesneden kant. Bij het bouwen wordt er dikwijls op gelet, dat men alleen endelings hout gebruikt, d.i. de balken of delen zo plaatst, dat deze tegendraads op elkaar rusten. Hout krimpt nl. alleen in de breedte en niet in de lengte; het endelingse hout krimpt derhalve niet. ‒ Evenzo elders eindelings hout. Compar. endelingser, meer naar het einde. || De band is te nauw, zet ’et knopie dus wat endelingser. ‒ De superl. is ongebruikelijk. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
eindelijk , eindelek , (bijwoord)
, Eigenlijk. Mîntjen is eindelek (eindelek ezegd) nog ’n stük nichte van ons. ’k Gelöve eindelek daj mîn vö̂r ’t lepken hòlt. Ook Ned. Bet. O. V. II p. 84. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
eindelijk , intelik
, eindelijk. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
eindelijk , éngsele
, eindelijk. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
eindelijk , ingsele
, uiteindelijk En ingsele ging ie dör de knejes. En uiteindelijk ging hij door de knieën. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
eindelijk , eindelijk , einlijk, eindlijk, èenlijk, èendlijk
, Ook uitgespr. als einlijk, eindlijk, èenlijk, èendlijk (Zuidoost-Drents zandgebied) = eindelijk Bi’j der eindelijk een maol weer? (Sle), Eindelijk is het dan zo wied (Eli), zie ook bij èendekelèesten Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
eindelijk , eindelik , einlik, einliks, aenlik , bijwoord
, ten laatste, tenslotte Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
eindelijk , ejndelik , bijwoord
, eindelijk , ejndelik VB: Ejndelik, nao e päor maond, hèt 't get van zich laote hure. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
eindelijk , engsele , bijwoord
, eindelijk (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
eindelijk , èndeling , bijwoord
, eindelijk: Schu eindeling = eindelijk; Mol. endeling - eindelijk, op 't laatst, ten laatste Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
eindelijk , enseling
, eindelijk Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |
eindelijk , intelik
, eindelijk Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |