Woord: evenwijdig
evenwijdig , evenwiedig , bijvoeglijk naamwoord
, evenwijdig, steeds met gelijke tussenruimte Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
evenwijdig , evenwydig , bijvoeglijk naamwoord
, evenwijdig , VB: D'n Hoegewëg löp evenwydig aon de Riékswëg. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
evenwijdig , èvenwiedig , (bijvoeglijk naamwoord)
, evenwijdig. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |