Woord: fikkelen
fikkelen , fikkelen
, Ontfutselen. Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56. |
fikkelen , vigkele , werkwoord
, vigkelde, gevigkeld , snijden , (met een bot mes snijden) vigkele VB: Vigkel dat vlèis toch neet zoe en pak dich e sjérp mets. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |