Woord: gemacht
gemacht , gemechte , (onzijdig)
, gemacht, genitalia. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
gemacht , gemächte , onzijdig
, mannelijke genitalia Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
gemacht , gemàchte , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, mann. geslachtdeel Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
gemacht , t gemacht
, de schaamdelen Leviticus 21: 20 oudere Staten Vertaling schaamdelen, Nieuwe Vertaling, geslachtsdelen Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
gemacht , gemach , gemacht , zelfstandig naamwoord ’t
, Mannelijk lid, penis. Verkleinvorm: gemachie. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
gemacht , gemėchs , onzijdig
, mannelijk: geslachtsdelen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
gemacht , gemaacht , zelfstandig naamwoord
, mannelijk geslachtsdeel. Daor stòn Bartje spiernakend vur d’n dokter, allêên meej z’n pètje vur z’n gemaacht. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
gemacht , gemacht , gemach, gemachte
, gemachten , Ook gemach (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe), gemachte (Zuidwest-Drenthe, zuid) = mannelijke geslachtsdelen Die man har de bof en toen trök hum ’t op het gemacht (Bor), Ik heb hum een trap in het gemacht geven (Klv), Olde Klaos mut hen het ziekenhuus, hij mut oppereerd worden an ’t gemacht (Ruw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
gemacht , gemach
, mannelijke schaamdelen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
gemacht , gemach
, mannelijk geslachtsdeel. ’k Schup oe veur oe gemach aj niet weggaot. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
gemacht , gemacht , gemachten , meervoud
, geslachtsdelen van de man Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
gemacht , gemacht , gemag , zelfstandig naamwoord
, gemachte , gemachie , mannelijk geslachtsdeel Houwie hande voor ie gemachie Houd je handen voor je kruis Zie ook zaekie; Hou je hande voor je gemag Houd je handen voor je kruis Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
gemacht , geméch , zelfstandig naamwoord onzijdig
, - , - , geslachtsdelen , (mannelijke geslachtsdelen) geméch (mnl. gemachte: o.s. de teeldelen) Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
gemacht , gemach , zelfstandig naamwoord
, mannelijk geslachtsdeel (Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
gemacht , gemaacht , zelfstandig naamwoord
, WBD de geslachtsorganen v.d. hengst; Henk van Rijen – manlijke schaamstreek; WBD III.1.1:218 'gemacht' = mannelijk geslachtsdeel; Èn dan staode daor meej oew gemaacht te kèèk... (G. Steijns; Grôot Dikteej van de Tilburgse Taol 2007); Stadsnieuws - Assie zeenuuwèèchteg wier, dan stond ie òn zen gemaacht te frunnneke - dan stond hij in zijn kruis te krabben (031208); A. Weijnen, Etymologisch dialectwoordenboek (1995) - gemecht, gemacht, gemachm gemechs - mann. geslachtsdelen; Jan Naaijkens - Dè's Biks (1992) - ; gemaacht zelfstandig naamwoord - mannelijk geslachtsdeel; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch - 1899 - GEMACHT zelfstandig naamwoord o.- mannelijkheid; Kil.: virialia; A.P. de Bont – zelfstandig naamwoord o. 'gemach', 'gemacht' - manlijk schaamdeel; WNT GEMACHT zelfstandig naamwoord onz. De bet. wisselt tusschen die van manlijk schaamdeel en die van lies, doch 'gemachie' wordt in de volkstaal ook gehoord voor vrouwelijk schaamdeel. Z.a. Ook bij Keyser, v.d. Water, Gunnink, Karsten, Ter Laan, Corn.-Vervliet. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |