Woord: gescheiden
gescheiden , schet
, (Westerkwartier, Marne) = gescheiden; schet goud = gescheiden goed. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
gescheiden , geschaiden
, zie: ongeschaiden. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
gescheiden , geskeeën , bijvoeglijk naamwoord
, Gescheiden. | Z’n vader en moeder benne geskeeën. Soms wordt ook de vorm ‘skeeën’ gebezigd. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
gescheiden , geschaaid , bijvoeglijk naamwoord
, 1. schrijlings 2. van twee soorten (vooral van kippen) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
gescheiden , gesjejje zién , werkwoord
, gescheiden , (geschieden zijn) gesjejje zién Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |