Woord: hanger
hanger , hanger , (zelfstandig naamwoord mannelijk)
, Zie de wdbb. – In een molen heeft men een paar hangers aan de voeghouten. Deze stevige houten dienen tot waarborg, dat de kap bij harde wind niet kan worden opgelicht. Men heeft er een vóór aan de steunbalk en een achter aan de penbalk en onderscheidt deze als voorhanger en achterhanger. – Aan een regenbak. De vierkante houten kokers, waardoor het regenwater uit de goten naar de bak wordt geleid. Synon. hangpomp. || De waterbak met zijn hangers, schooren, klappen en gooten. Catal. afbraak papiermolen (W.-Zaandam, begin 19de e). – Ook: oorhanger. || Wat het die meid grote hangers; ze kijkt er scheel van. – Zo ook in Friesland. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
hanger , hanger , de
, hangers , hanger Ik heb met mien verjaordag een kettie kregen met een zulvern hangerdie (Hoh), Wat heb ie daor een mooie hanger an dat kettingkie (Geb), Hang je jas mor an die hanger op (Hijk) *Hanger(tien) hung / Ganger gung / Hanger vul op het rauwer(d)spad / Rauwerd hanger opvrat / Rao rao, wat is dat? of .../ Een roegertie gung / Hangertie hung / Op roegerties pad / Roegertie zag het / En roegertie vrat het / Rao non mor is, wat is dat Antw.: een varken dat een eikel vreet (Pdh) (dm), zie ook engel Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hanger , anger
, (Kampen) visrokerij Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
hanger , henger , zelfstandig naamwoord mannelijk
, hengers , hengerke , hanger , (sieraad) henger; kleerhanger Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
hanger , hangershout
, kleerhanger (Putten). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
hanger , [kledinghanger] , henger , (mannelijk)
, hengers , hengerke , kledinghanger Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
hanger , henger , zelfstandig naamwoord
, hengers , hengerke , klerenhanger Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
hanger , hânger , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, hângers , hêngerke , hanger(tje) (sieraad), kleerhanger Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |