Woord: inbinden
inbinden , inbeenden
, böönd [bǿñ] in, ineböönden , inbinden. Ik kièk em es goud ån en dů böönd he in. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
inbinden , inbeenn , werkwoord
, zich matigen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
inbinden , ibénje
, bónj in, haet of is igebónje , inbinden; toegeven. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
inbinden , inbinden , sterk werkwoord, overgankelijk
, inbinden Die tiedschriften wil ik inbinden (Eco), (wederk.) Doe hij het nich winnen kun, mus e zuk wat inbinden zich matigen (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
inbinden , inbeinden
, inbinden, ophouden. ge moet ‘s ’n bietje inbeinden, je moet eens een beetje ophouden. tów bond ie toch wel in, toen hield hij toch wel op. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
inbinden , inbienen , werkwoord
, 1. inbinden: van een boek 2. inpakken 3. insnoeren 4. zich bedwingen, zich inhouden, een toontje lager zingen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
inbinden , inbinge , werkwoord
, bing in, bong in, iñgebonge , inbinden Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
inbinden , iébeende , werkwoord
, inbinden , (zie 'binden') VB: E book iébeende, dat ês e sekuur wérk.; ophouden iébeende (zie 'binden') VB: V'r krège e bruudsje mêt kies en doûw kôs v'r iébeende Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
inbinden , inbèìjne
, inbinden Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
inbinden , inbeijne
, inbinden, minder hoog het woord voeren , Heej, heej, Jozeej, beijn is wa in! Hé, hé, Jose, bind eens wat in! Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
inbinden , inbinje
, 1. boek inbinden 2. inbinden, oorspronkelijke kritiek afzwakken, toegeven Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
inbinden , inbèène , sterk werkwoord
, inbèène - bon(d) in - ingebonde , inbinden; Zodde diejen boek nie laoten inbèène? Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |