Woord: begeven
begeven , [begiftigen, ergens heen gaan, bezwijken ] , begeven
, voor begiftigen. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
begeven , begeven , (zwak werkwoord)
, er van afzien. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
begeven , begeven
, (wederkeerend) = bezwijken, de kracht verliezen om datgene te dragen, waarvoor het bestemd is. West-Vlaamsch begeven = niet stevig blijven, buigen, wijken, doorzinken, inzakken van ’t gewicht; die plank, zolder, enz. begeeft zich. (v. Dale: begeven = verlaten: zijne vrienden, zijne krachten begeven hem.) in: hij ken hōm d’r nijt tou begeven = heeft er niet veel lust in ziet er tegen op om er mee te beginnen; hij het hōm tou de sloap begeven = is in slaap gevallen. Eigenlijk zooveel als: hij heeft zich aan den slaap overgegeven. begaffen = begaven, onvoltooid verleden tijd van: begeven, in de beteekenis van: gaan, en: verlaten. Vgl. stakken = staken; zatten = zaten; atten = aten, enz. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
begeven , begaeve
, begeven. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
begeven , begeewn , werkwoord, wederkerig
, 1 bezwijken, 2 zich begeven. doar kù’j oew betr neet in begeewn, begin daar niet aan, bemoei je daar niet mee Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
begeven , begeve , werkwoord
, in de zegswijze ze begeve m’n niks, ze doen, interesseren mij niets. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
begeven , begeven , sterk werkwoord, overgankelijk
, 1. begeven, bezwijken Mit al dat volk begef de vloer het (Bco) 2. (wederk.) ergens naar toe gaan Daor zul ik mij mor niet in begeven, het kun je wel is zwaor opbreken je daar niet in mengen (Eex), Die aol kerel hef het begeven is dood (Sle) 3. (wederk.) zich overgeven (Zuidoost-Drents veengebied) Ik heb mij maor begeven, dan krieg ik ok gien trammelant (Klv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
begeven , begeven , werkwoord
, 1. bezwijken, het begeven 2. zich begeven in/tussen, zich voegen bij, gaan naar 3. zich ermee bemoeien, zich ermee inlaten, mee gaan doen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
begeven , begëve , werkwoord
, bezwijken , sterven begëve (zie 'geven') VB: 't Hèt zich lang good gehawe, meh noé hèt 'r 't toch môtte begëve; beginnen (ergens aan beginnen) zich aon get begëve (zie: 'geven') VB: Dao begëf ich mich neet aon, dat ês mich te bénkelik Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
begeven , begeven
, bezwijken. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
begeven , begaeve
, begeven, bezwijken , De rete stool haet ’t begaeve. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
begeven , biegaeve , werkwoord
, guëftj biê, gaaf biê, biegegaeve , toegeven Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
begeven , begaeve
, begeven Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |