Woord: binnenbeer
binnenbeer , bénnebaer , mannelijk
, bénnebaere , stiekemerd. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
binnenbeer , binnenbeer
, mannetjesvarken met maar één bal. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
binnenbeer , binnenbeer , de
, mannelijk varken met niet ingedaalde testikels Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
binnenbeer , binnenbeer , binnebeer , zelfstandig naamwoord
, de; binnenbeer Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
binnenbeer , binnebeer , zelfstandig naamwoord
, binnebeere , binnebeertie , onvolledig gecastreerd varken, met scherp smakend ranzig vlees; daarom sneed men een driehoekig stukje uit het oor ten teken dat hij niet voor de huisslacht gebruikt werd Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
binnenbeer , bênnebier , zelfstandig naamwoord mannelijk
, bênnebiere , bênnebierke , onuitstaanbaar , (onuitstaanbare man) bênnebier; schoft bênnebier Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
binnenbeer , [mannetjesvarken ] , bènnebieër , (mannelijk)
, 1. mannetjesvarken met niet-ingedaalde teelballen 2. onfatsoenlijke man Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
binnenbeer , bènnebiër , zelfstandig naamwoord
, bènnebiëre , bènnebiërke , beer (mannelijk varken) met slechts één bal of met een verzonken bal ook einpitter zie ook klophingst Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
binnenbeer , binnenbèèr , zelfstandig naamwoord
, WBD mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is; A.P. de Bont, Dialect v. Kempenland (1958): binnenbeer zelfst. nw. m. - ongelubd zwijn waarvan de ballen uitwendig niet zijn te zien (WNT kol. 2722); J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BINNENBEER (scherpe e) zelfst. nw. m. -Beer (verken), waarvan de teelballen binnenblijven. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |