Woord: buidelen
buidelen , buidele , budele , werkwoord
, Iets zwaars dragen of sjouwen (verouderd). Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
buidelen , [in een zak doen] , bujele
, bujeltj, bujeldje, gebujeldj , 1. meel van de zemelen ontdoen 2. in een zak doen , Hae geit tervemael bujele. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
buidelen , bujele , werkwoord
, bujeltj, bujeldje, gebujeldj , ziften, meel door middel van een zeef van zemelen ontdoen; gebujeldj mael – witte bloem Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
buidelen , bujele , bujele, zich , werkwoord
, bujeltj, bujeldje, gebujeldj , als een buidel hangen/er uitzien Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |