Woord: flodderboks
flodderboks , flōdderbōksem , flōdderbōksen
, ruime, wijde linnensche broek; eigenlijk een broek die om de beenen fladdert. Zie: waiboksen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
flodderboks , flodderboksen*
, vgl. flodderbroek bij v. Dale. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
flodderboks , flodderbôks
, een veel te wijde broek, ook iemand die zeer slordig gekleed is. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
flodderboks , flodrbokse , zelfstandig naamwoord
, zieltje zonder zorgen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
flodderboks , flodderboks , v
, wijde, vormloze broek. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
flodderboks , flodderbóks , vrouwelijk
, flodderbókse , flodderbroek. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
flodderboks , flodderboks , flodderboksem, flodderbuul, flodderkont, flodderpu
, (Zuidoost-Drents veengebied), flodderboksem (Kop van Drenthe), flodderbuul (Zuidwest-Drenthe, noord), flodderkont (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), flodderpuut (Zuidoost-Drents veengebied), flotterpuut = sloddervos Hij is een roege kèrel in zien wark, een echte flodderkont (Wes), Alles is even slonterig bij zo’n flodderkonte (Pes), Zij lop der bie as een flodderpuut is slordig gekleed (Bco), zie ook flodderkous, ...zak Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
flodderboks , flodderbokse , zelfstandig naamwoord
, de; vlotte, gezellige vrouw Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
flodderboks , flódderbóks , zelfstandig naamwoord
, flódderbókse , flódderbukske , 1. wijde kniebroek 2. een te wijde, te ruime broek ook wórbóks zie ook bóksepiër, kisse, spanvötje Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
flodderboks , flodderbóks , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, flodderbókse , flodderbukske , flodderbroek, persoon, slordig , persoon, onstandvastig Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |