Woord: groes
groes , groos , zelfstandig naamwoord mannelijk
, - , - , weiland , groos (vero.) Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
groes , groos , zelfstandig naamwoord
, groze , greuske , 1. groes, groeze, met groen of gras bewassen land 2. waswei, grasveldje waarop de was werd gebleekt (verwant met het woord gras) zie ook bleik (2) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
groes , groôs , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, groze , greuske , grasveld Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |