Woord: hakkenschijter
hakkenschijter , hakkeskoiter , zelfstandig naamwoord de
, Koe die zichzelf op de hielen schijt. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
hakkenschijter , hakkenschijter , de
, hakkenschijters , (Zuidwest-Drenthe, zuid) = paard dat zijn achterbenen met de eigen uitwerpselen bevuilt Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hakkenschijter , hakkesjieter(d) , zelfstandig naamwoord
, hakkesjieters , hakkesjieterke , koe die op zijn hielen schijt Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |