Woord: hengselmand
hengselmand , inkemenke , ingkemenke , klemtoon op -men- , onzijdig
, inkemenkes , etensdrager bestaande uit: a. twee met een hengsel vast aan elkaar verbonden en van deksels voorziene keteltjes; het hengsel diende als draagbeugel; b. een metalen draagstel, waarin twee tot vijf gamellen en één deksel, met een riem vastgehouden; het draa Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
hengselmand , engselmande , engelmaande
, (Kampen) hengselmand. Ook: engelmaande (Kampereiland, Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
hengselmand , hengselmaande , zelfstandig naamwoord
, de; mand met hengsel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
hengselmand , [draagstel] , inkeman , (mannelijk)
, draagstel voor twee etenspotten, vroeger gebruikt op de steenfabriek, pannenfabriek of door de boeren, zie ook hinkeman , Smiddigs brachte de kinjer d’n inkeman nao vader op ’t werk of nao ’t landj. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
hengselmand , [draagstel] , hinkeman , (mannelijk)
, twee keteltjes door een ijzer verbonden om de middagmaaltijd naar de werkman in het veld of de fabriek te brengen, zie ook inkeman Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
hengselmand , hinkeman , zelfstandig naamwoord
, hinkemen , hinkemenke , twee geëmailleerde potten met deksels, die met een beugel aan elkaar verbonden waren, en waarin het warme eten naar de fabriek of naar het veld werd vervoerd ook inkeman Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
hengselmand , inkeman(ne) , zelfstandig naamwoord
, inkemen , inkemenke , zie hinkeman Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |