Woord: ju
ju , ju , m
, aftuigen Op zien ju slaon Op zijn donder slaan; pee, pest de ju inhébbe. De pest inhebben. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
ju , ju , v
, snars, niets Gén ju snap ik d’rvan Geen snars snap ik daarvan. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
ju , juu , huu
, halt (voermanstaai). Juu haute: stilhouden. De juu in höbbe: de pee inhebben. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
ju , juu
, stop-kommando vur ut paerd; juu gen, gaar niks, baar niks. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
ju , ju
, vooruit, aantrekken. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
ju , juu:
, stilstaan, stoppen. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
ju , ju
, commando vur en paerd; de “ju” i hebbe: aerg giftig zîen. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1993), Zò bót ás en hiëp. Plat Hôrster, Horst. |
ju , [halt] , juu
, halt: voermanstaal, zie ook huu, huuj , De juu inhöbbe: slechte zin hebben. Juu haoje: stilstaan. Juu paerd!: stilstaan. Juu paerd! Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
ju , [vooruit] , jöh
, vooruit, aansporing tot paard om aan te zetten Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
ju , [uitroep van verbazing] , juuj
, uitroep van verbazing Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
ju , juuj!
, stop! (commando aan een paard) ook haar! hao! herú! hot! houw! jö! truugku! Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
ju , juu , tussenwerpsel
, WBD vooruit.' (voermansterm om een paard te doen voortgaan), ook 'vórthuu' genoemd; Ook onderdeel van krachttermen: sakkerjuu, nóndejuu; Verh. JEU, uitroep tegen een paard: JU! - vooruit!; ook gevoegd achter de richting die aangegeven werd: aaromjeu!; Bont jü, resp. jö, tussenw. 'ju' resp. 'jeu' - uitroep om een paard aan te zetten, te doen voortgaan. Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch - 1899 - JU, DJU tussenwerpsel/ roepwoord om een peerd te doen voortgaan. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |